StartPapier-onderzoek - Paper researchRichting van het papierGlansdiagonalen - Coating marks

Watermerk en papierdoorzicht - Watermarks and Opacity

Watermerken ontstaan als bij handgeschept papier aan het gaas waarop de natte papierbrei uitlekt patronen worden bevestigd die een blijvende afdruk in het papier achterlaten. Bij machinaal vervaardigd papier worden die patronen meestal aangebracht op cylinders die aan de bovenkant over het papier walsen.

Papierdoorzicht heeft betrekking op de indruk die het zeef/gaas van de papiermachine achterlaat op het nog vochtige papier. Doorzicht zit aan de zeefzijde, watermerk aan de keerzijde! De zeefmarkering zoals het in vakkringen heet, is eigenlijk iets waar de papierfabrikant zich voor schaamde, geen raad mee wist. Al het mogelijke werd gedaan om de zeefmarkering zo te maskeren dat er niets meer van te zien zou zijn. Als papier maar aan een zijde bedrukt hoeft te worden, wordt meestal de keerzijde bedrukt, niet alleen vanwege de zeefmarkering doch ook omdat het papier aan de zeefzijde een wat sterker en grilliger inktopzuiging vertoont. Toch wordt ook de zeefzijde nog vaak bedrukt. Het onderwerp watermerken zal ik laten rusten, daarentegen wat dieper op de doorzichten in gaan.

De indeling van de verschillende zeefmarkeringen in categorieën is gebaseerd op eigen waarnemingen en metingen, en theoretisch slechts ondersteund door kennis van textiel-bindingen. De zeefmarkering is een weerspiegeling van een weefpatroon. Een weefpatroon ontstaat als verticale lijnen [ketting-draden] en horizontale lijnen [inslag-draden] op een bepaalde wijze over elkaar heenlopen. Voor een goed begrip zij gesteld dat de verticale lijnen de papierrichting vertegenwoordigen, de horizontale de dwarsrichting.

De meest gebruikte weefpatronen zijn:

De 'X' in de afbeeldingen geeft aan waar een kettingdraad boven een inslagdraad gaat, de '-' waar de kettingdraad onder de inslagdraad doorgaat. Als de 'X'-en met met elkaar verbonden gedacht worden ontstaan diagonalen onder een hoek van -60 en 60 graden [linnen-binding] of 60, 70, en 30 [3-keper-binding]. De preciese hoek van de diagonalen hangt af van hoe dicht de ketting- en inslag-draden op elkaar zitten: meestal 30 kettingdraden/cm en 20 inslagdraden/cm. Bij een 3-keper wordt per kettingdraad het patroon: 1 op, 2 af [3=2+1] van boven naar onder herhaald. De kettingdraad ernaast heeft hetzelfde patroon dat echter 1 inslagdraad hoger of lager begint.


De filatelistische notaties zijn als volgt:

I
= linnen-binding
II
= linnen-binding + watermerk
IIIb
= 3-keper-binding zoals boven afgebeeld
IIId
= IIIb gespiegeld t.o.v. de verticale as
IV
= III + watermerk

Als de zeefmarkering zich aan de beeld-/voorzijde bevindt, wordt de notatie voorafgegaan door een ': bijvoorbeeld 'I of 'IIId.

Het weefpatroon van het gaas is zowel voor de papierfabrikant als voor de drukker van belang. De spreiding van de kruispunten: X, en de verhouding X:- punten spelen een rol bij de slijtage van het gaas. Des te minder X punten , des te vlakker het gaas, des te minder raakpunten de rest van de papiermachine heeft met het voortbewegende gaas. Hoeveel minder profiel het gaas heeft, des te minder profiel heeft het papier. Het percentage X is bij de linnenbinding 50%, en bij 3-keper 33%. De stand van de diagonalen is belangrijk i.v.m. het omkrullen van het papier. Zijn de hoeken van de diagonalen groter dan 45 graden, dan wordt de neiging om rond de papierrichting om te krullen nog versterkt. Zowel linnen-binding als keper-binding hebben diagonalen met hoeken groter dan 45 graden.

Met de toename van druk aan de rol en het gebruik van ketting-formulieren werd het belangrijk dat het papier rond de dwarsrichting makkelijker buigzaam kon zijn.


Aan de richting waarin de papiervezels kwamen te liggen kon niets veranderd worden. Die wordt door de looprichting van de papiermachine vast bepaald. Dankzij zeefmarkeringen waarbij de dominerende diagonalen hoeken hebben van minder dan 45 graden, kon de buigzaamheid anders gericht worden.

Een mooi voorbeeld is IIIa, waarvan het weef-patroon er vermoedelijk zo uitziet:

De dominante diagonalen liggen rond de -30 en + 30 graden. Het percentage X is 37.5%. Om de andere inslagdraad wordt sterker geprofileerd wat bij doorzicht goed te zien is, en waaraan de notatie IIIa, a voor alternerend ontleend is.

Bij de doorzichten I cq II en IIIa zijn de hoeken van de diagonalen symmetrisch ten opzichte van de papierrichting, d.w.z. de ketting-draden. Bij IIIb,d resp. IVb,d zijn de diagonalen a-symmetrisch!

Voorbeelden:

I,II
alle Nederlandse zegels tussen 1900 en 1938,
IIIb, IVb
alle Nederlandse zegels tussen 1941 en 1946, voorzover niet met I of II
IIIa
alle in offset gedrukte zegels van 1982 en 1983


Copyright © Printing Matters (Contact Rein Bakhuizen van den Brink)
Laatst gewijzigd op 26 februari 2017

StartPapier-onderzoek - Paper researchRichting van het papierGlansdiagonalen - Coating marks