Home Watermerk Grootkruis Watermerk Grootkruis De boekdruk emissies 1907-1949

Het watermerk 'Groot Kruis' in twee standen

Weliswaar werd al in 1924 werd door het Handbuch ?ber die Briefmarken der Schweizerische Eidgenossenschaft van Ernst Zumstein, gewezen op het bestaan van de twee standen echter door Zwitserse filatelisten is niets met die aanwijzing gedaan. Filatelistische kennis kan kennelijk voor langere tijd verloren gaan bij gebrek aan interesse onder verzamelaars resp. handelaren. Ruim 60 jaar later verschijnt in de Berner Briefmarken Zeitung van december 1985 een artikel van dr. H. Kaufmann waarin hij verwijst naar het boek van Zumstein. In Nederland haakt dhr. J. Doorenbos van de Studiegroep Zwitserland in op het artikel van Kaufmann en stelt begin 1989 het bestaan van de twee standen aan de orde. In mijn eigen speciaal verzameling Zwitserland heb ik de betroffen emissies al heel lang uitgesplitst naar papierrichting cq. de looprichting van de in het papier aanwezige gekleurde vezels.

Dankzij de artikelen van Doorenbos ben ik me gaan realiseren dat wat ik als varianten van papierrichting had automatisch ook varianten van watermerk-standen waren. En daarmee ook een nogal eenvoudige manier had om de twee standen van het watermerk aan te wijzen zonder het moeizame zichtbaar krijgen van het watermerk. Eigenlijk hoeft men het watermerk helemaal niet te kunnen zien!

Het overzicht van de zegels met beide standen van het watermerk begonnen door Kaufmann wordt door Doorenbos nog wat aangevuld. Echter ten opzichte van wat ik in mijn verzameling had was het nog niet compleet. Daarover verderop meer.


Papierrichtingen

Wie mijn rubriek in het Nederlandsch Maandblad voor Philatelie over de zegels van Nederland volgt, weet dat ik systematisch bepaalde kenmerken van de postzegels probeer te vermelden. Niet alleen zaken als de perforatiemaat maar ook drukrichting, papierdoorzicht en papierrichting. Dit laatste aangegeven met pijltje omhoog images\arr_ud resp. liggend images\arr_lr.

De papier- of vezelrichting is bij machinaal vervaardigd papier, en wat de meeste postzegels betreft is dat sinds circa 1860 altijd zo, goed vast te stellen, zowel aan de voorzijde [van belang voor zegels op brief!!] als aan de gomzijde, zij het dat dit aan ??n van beide zijden altijd beter vast te stellen is. Als u met een loupe [8x of sterker] het papier goed bekijkt dan zult u vezels, of liever de opengevallen plaatsen van de vezels, zien. Ze zijn gelijk gericht, dat wil zeggen ten opzichte van het zegelbeeld alle liggend of staand.

In de stroom van de nog natte papierpulp lieten de vezels zich richten. De richting van de vezels noemen we de vezel- of papierrichting. Als we losse afgeweekte zegels vlak neerleggen om te drogen of reeds gedroogde zegels in een warmere omgeving brengen, zullen de zegels in het algemeen kromtrekken tot een cylinder. De as van de cylinder loopt dan evenwijdig met de papierrichting. Onder invloed van de vochtigheidsgraad zet papier uit of krimpt en wel overwegend in de dwarsrichting omdat de vezels dikker of dunner worden.


We noteren de papierrichting, gezien ten opzichte van een leesbaar beeld, als volgt:

We kunnen het ook anders formuleren: de papierrichting ligt in de lengterichting als staande vezels voorkomen bij zegels met een staand formaat, of als liggende vezels bij een liggend zegelformaat. Analoog de dwarsrichting: staand zegelformaat + liggende vezels of liggend zegelformaat + staande vezels.

Wat al gold voor de ongekleurde papiervezels geldt ook voor de verschillende soorten gekleurde vezels. Met name de gerichtheid van de gekleurde vezels maakt het uitsplitsen van de twee papierrichtingen bij de zegels met watermerk Groot Kruis tot kinderspel.


Waarom verschillende standen van het watermerk ofwel papierrichting?

dr. Kaufmann citeert het Handbuch das Papier, welches bis zum Jahre 1910 in geschnittenen Grossbogen an die Eidg. M?nzstatte zur Ablieferung kam, ab und zu in der falschen Richting geschnitten wurde. En ook de Zumstein Spezial heeft het over beim zuschneiden der Papierlieferungen in der Druckerei auf die Gr÷sse der Druckbogen konnte es vorkommen, da? die Laufrichtung des Papiers und damit auch die Stellung der Wasserzeichen missachtet wurde, so da? bei gewissen Ausgaben 'stehende' und 'liegende' Wasserzeichen vorkommen.

De nogal simplistische verklaring dat in de drukkerij niet gelet zou zijn op de papierrichting maar alleen op de velgrootte slaat nergens op. De papierrichting speelt een veel te belangrijke rol bij het tot stand komen van een goede drukkwaliteit. Bij de emissies v??r 1905 [Staande Helvetia, Cijfertekening, met Kontrollzeichen] is de papierrichting bij hoge uitzondering de lengterichting, normaal is de dwarsrichting!! En na 1911 komt bij de kleinformaat zegels geen dwarsrichting als papierrichting meer voor. Ook Doorenbos uit zijn twijfels over het verkeerd gesneden zijn. Er moet een rationelere verklaring voor zijn.

In de artikelenreeks van Fritz Bircher over de Freimarken 1907-1940, in de Schweizer Briefmarken Zeitung uit 1990 komt een passage voor over het papier dat door de leverancier Papierfabrik an der Sihl te Z?rich tot in 1932 nog niet gegomd aangeleverd zou zijn bij de Eidgen÷ssischer M?nze resp. PTT Wertzeichendruckerei. In 1932 wordt gesproken over het leveren van reeds gegomd papier door de papierleverancier. Vrij snel daarna begint papierfabriek Sihl met de leverantie van papier met geriffelt Gummi. Verderop in hetzelfde artikel van Bircher is sprake van sinds 1911 v??r de druk gegomd papier en zelfs in rollen door de fabrikant geleverd papier sinds 1910. Het lijkt voor de hand liggen om hierin het antwoord te zoeken voor de beide standen watermerk Groot Kruis.


Wie bij de Zwitserse zegels rond 1909 kijkt naar de gom zal kunnen vaststellen dat de zegels met staand watermerk [= dwarsrichting van het papier] alle een onregelmatig craquel? hebben dat min of meer horizontaal/verticaal is. De zegels met liggend watermerk [=lengterichting van het papier] daarentegen hebben een duidelijk regelmatig aangebracht diagonaal craquel?. Diagonaal gecraqueleerde [arabische] gom is, ook bij de Nederlandse zegels uit die periode, een kenmerk van papier dat in rollen werd afgeleverd, en in een lange continue baan voor het drukken door een gommeermachine ging waarbij de diagonale craquel? machinaal werd aangebracht, dat wil zeggen de gom werd met messen gebroken. Dit om het omkrullen/omrollen van vellen papier bij de opslag in de magazijnen en tijdens de druk tegen te gaan. Bij rollen papier is meestal ook al rekening gehouden met de uiteindelijke drukvel grootte.

De conclusie mag zijn dat bij de Zwitserse Eidgen÷ssische M?nze in Bern rond 1908-1911 een overgang heeft plaatsgevonden van vellen papier die werden bedrukt en daarna pas gegomd naar continue banen papier die door de Munt met gommeermachines van gom werden voorzien, daarna werden versneden en bedrukt. Het onregelmatige craquel? is vermoedelijk een natuurlijk verloop geweest in tegenstelling tot het machinaal aangebrachte craquel?. Of op de oude manier het machinale papier dat altijd in rollen van de papiermachine komt al bij de leverancier versneden werd of pas bij de drukker is voor ons verhaal niet zo relevant. Het aanbrengen van een perforaat vindt steeds na de druk en de gommering plaats want anders vonden we gom in de perforatiegaten!


In 1932 is er sprake van het elimineren van de extra gommerings-fase door de PTT Wertzeichendruckerei, te Bern.

Het gommeren moet gebeuren bij de papierleverancier! Zoals bij de Nederlandse Joh. Ensched? en Zonen, te Haarlem, in 1971 gebeurde toen voor de Nederlandse postzegels overgestapt werd op gegomd papier in rollen van Harrison & Sons, Ltd, uit Engeland. Een stap die in 1980 overigens weer teruggedraaid werd zodat het Engelse papier daarna in Haarlem van gom wordt voorzien! In maart 1996 werd de gommeringsmachine in Haarlem de deur uit gedaan en sindsdien komt het papier met gom en al weer uit Engeland.

De ribbeling [het 'geriffelt Gummi'] werd bij Sihl aangebracht tijdens het gommen met behulp van kalandeer-rollen [vergelijkbaar met het door middel van messen breken van de gom]. Vanaf 1933 vinden we dit terug bij de Zwiterse zegels.

Een groot misverstand dat overigens niet alleen voorkomt bij beginnend Zwitserland verzamelaars is dat de ribbeling een papiereigenschap is en dat het dus geribbeld papier is! Het betreft de gom en als de gom weg is kan het soms knap lastig zijn nog iets van de ribbeling terug te vinden.

In dit artikel beperken we ons tot de zegels in boekdruk. De zegels gedrukt in plaatdruk stellen geheel andere eisen aan het papier. Allereerst moest het papier voor de plaatdruk enigszins vochtig gemaakt worden. Gommering vooraf is daarmee praktisch uitgesloten. Door het werken van het papier, het uitzetten of krimpen in de dwarsrichting, kijkt de combinatie van papierrichting en kam- of velperforatie heel nauw.

Verkeerd gericht papier betekent onvermijdelijk een enorm percentage uitschot na het perforeren. Als we naar de Nederlandse zegels kijken die voor 1935 in plaatdruk zijn uitgevoerd komen we praktisch ook geen kamtanding tegen. Waar het wel gebeurd is [Kind 1930 roltanding] moet de uitval groot geweest zijn. Een eerdere proef van Joh. Ensched? in 1926 met Luxemburgse zegels in plaatdruk met kamtanding was ook een grote mislukking [15-18% afgekeurd]. Pas in de midden 30-er jaren slaagde men er in de zogenaamde droge plaatdruk te hanteren.

In Nederland zie we dan plaatdruk met kamtanding verschijnen en in een aantal landen, waaronder Zwitserland, gaat de postzegeldrukkerijen over op druk aan de rol plaatdrukpersen met op de pers gemonteerd perforeermachines. Bij de Zwitserse zegels uitgevoerd in plaatdruk in de periode 1905-1936 zijn tot dus ver ook geen voorbeelden bekend van beide standen van het watermerk.



Copyright © Rein Bakhuizen van den Brink
Last updated on 15 mei 2010

Home Watermerk Grootkruis Watermerk Grootkruis De boekdruk emissies 1907-1949