HomeInleiding Nederlandsch Indische / Indonesische postwaardenproductieDe postwaarden-aanmaak door andere dan G. Kolff 1945-54

De Postwaarden-productie van Indonesia 1948-nu

Het begin van de geschiedenis van de postwaarden-productie van Nederlandsch Indiëis geschetst in een artikel over de Topografische Dienst te Weltevreden. In dat artikel heb ik ook aangekondigd in te gaan op de rol van de andere drukkerijen, in casu G. Kolff&Co, Batavia, en "de Unie", in de late 30-er jaren. Het artikel over "de Unie" is net in het juli/augustus-nummer verschenen.

Inmiddels vatte ook het idee post om de postwaarden van de Republiek Indonesia eens aan een nader onderzoek te onderwerpen. Er ontstaat dan een dilemma in hoeverre de rol van Kolff na de tweede wereldoorlog los gezien kan worden van het werk tussen 1937 en 1945. De postwaarden-productie van Ned. Indië/Indonesië bleef met enkele onderbrekingen tot in 1957 in handen van G. Kolff &Co. De postwaardenproductie van Indonesia bespreken zonder Kolff kan niet, het vroege werk van Kolff moet behandeld zijn voordat de rest aan de orde kan komen.

Voor de hand ligt de oplossing om nu heel globaal het werk van Kolff tot 1945 te noemen en daar later apart op terug te komen. Even globaal komen aan bod de postwaardenaanmaak door de American Bank Note Company, Note Printing Branch Melbourne, Joh. Enschedé en Zonen, en van Dorp.

De nadruk in deze artikelen-serie zal dus komen te liggen op de in 1952 als dochteronderneming van Joh. Enschedé Grafische Inrichting / joint venture met het Indonesische Ministerie van Financiën gestarte drukkerij [Pertjetakan] Kebajoran N.V. In de periode 1952-55 letterlijk van de grond getild en in 1955 begonnen aan de productie van onder meer postzegels.


NV Koninklijke Boekhandel en Drukkerijen G.Kolff en Co te Batavia

Toen in mei 1940 na de Duits invasie de aanvoer van zegels uit Nederland was opgehouden, moest de aanmaak ervan in eigen hand genomen worden. De aanmaak van postwaarden werd opgedragen aan G. Kolff voor wat betreft de in rasterdiepdruk uit te voeren postwaarden. De in offset te drukken waarden zouden worden vervaardigd in de mede onder Kolff's directie staande banderollendrukkerij [uit jaarverslag PTT 1940]. De Topografische Dienst kreeg de taak de zegels te perforeren. Om gedurende de voorbereidingen van Kolff in de behoefte aan 5c en 10c zegels te voorzien, kreeg de T.D. de opdracht 5c zegels, in dezelfde tekening als de T.D. proeven van 1926, te drukken.

Op de door Kolff geproduceerde proeven zal ik een andere keer dieper ingaan, en ook een uitgebreide beschrijving van de vervaardigde postwaarden in de periode 1941-45 zal nu achterwege moeten blijven.

Kolff drukt de postzegels, de fiscale zegels, de briefkaarten, de verhuiskaarten en de postbladen van Nederlandsch Indië. Geleidelijk aan komen ook de postzegels van Curaçao en Suriname. Tijdens de Japanse bezetting werden na verloop van tijd waarin oud zegelmateriaal werd verbruikt nieuwe postzegels aangemaakt voor Java, Malacca, Sumatra, Noord Borneo, en Burma, alle in de periode 1943-45 door Kolff in offset gedrukt.

Pas in 1948 werd de postwaardenproductie hervat.

De postwaarden-productie van G.Kolff valt in perioden uit een:

1941-1942
Ned. Indie, Curacao, Suriname
1943-1945
Japanse Bezetting diverse gebieden
1948
Nederlandsch Indië/Indonesia
1949-1957
Republik Indonesia [Serikat]

Drie aspecten van de postwaarden-productie bij Kolff moeten aan de orde komen:

  • drukprocédé's en velopmaak
  • perforeermachines en tanding
  • papiergebruik


Drukprocédé en velopmaak

Kolff beschikte over velinleg machines voor rasterdiepdruk en offset. Welk fabrikaat is niet bekend. Dat het bij rasterdiepdruk om druk met velinleg gaat kan worden opgemaakt uit het feit dat druk- en papierrichting in het algemeen haaks op elkaar staan: drukrichting B en papierrichting ↔

Bij rasterdiepdruk zijn de vellen 2x10x10 groot [klein formaat], 10x10 of 2x10x10 [medium-formaat] en 5x5 [25 gulden Konijnenburg]. De dubbelvellen kwamen ongescheiden aan het loket. Brugparen bij de zegels in dubbelvellen zijn heel normaal. Net als in Nederland voor de tweede wereldoorlog zijn er telcijfers op de velzijranden, en oplaagletters op boven- en ondervelrand. Op één van de velranden komt een balk voor over de gehele lengte [of breedte]. Bij de dubbelvellen is dat onder of boven, bij de enkelvellen links of rechts. Er is een verband tussen de plaats van de balken, de drukrichting en de perforatierichting [welke rand doorgeperforeerd].

Bij offset is de plaat 4x10x10 groot [klein-formaat], danwel 10x10 of 2x10x10 [medium-formaat]. De 4x10x10 vellen kwamen gehalveerd in dubbelvellen aan de loketten. Of de velopmaak bij alle offset-zegels zo is is niet zeker, de velgrootte bij de Japanse bezettingszegels bijvoorbeeld is onbekend. Ook hier zijn balken geconstateerd.

Offset vinden we bij de volgende zegels:

  • 1941 Nederland zal Herrijzen [NI, Suriname]
  • 1941 Porten [NI]
  • 1941 lage waarden [Curaçao, Suriname]
  • 1941 luchtpost [Suriname]
  • 1943-45 alles voor de gebieden onder Japanse bezetting
  • 1948 portzegels 2 1/2sen
  • 1951 portzegels
  • 1954 Merapi toeslag-zegels
  • 1957 Rode Kruis zegels

De dubbelvellen van de kleinformaat-zegels hadden aanvankelijk een brug van ongeveer 1 zegel breed. In 1951 wordt de brug 4 zegels breed.


Perforeermachines en tanding

De perforatie welke aanvankelijk, in 1940, nog bij de Topografische Dienst geschiedde, werd al gauw door Kolff overgenomen. De Topografische Dienst had [minstens] drie kammen in gebruik:

12 1/2 13/16 (12.5:12.3)
voor o.a. de 5c Cijfer
12 1/2 15/20
voor o.a. de J.P.Coen proeven
13 1/4:12 3/4 (13.2:12.7)
voor de loonzegels

Deze kammen konden ingezet worden voor de eerste bij G. Kolff gedrukte zegels. Proeven in het type Konijnenburg [met inschrift Nederl.Indië] en de eerste oplage Curacao [10, 15c] kregen bij de Topografische Dienst kam 12 1/2 13/16. Eind 1940 was deze kam versleten. Voor de perforeermachine van de banderolledrukkerij van Kolff was toen nog geen kam beschikbaar.

Tijdelijk kregen de proeven voor de definitieve zegels lijntanding 13.2 [de gestripte loonzegel-kam]. Ook de eerste oplage van de 10c Konijnenburg kreeg lijn 13.2. Voor de medium-formaatzegels bleef deze lijn in gebruik tot eind 1941. Er werd geen aparte kam voor dit formaat aangemaakt, pas in 1947 zou dit gaan gebeuren. In 1948 werd lijn 13.2 nog eenmaal van stal gehaald waarover verderop meer.

In maart 1941 kon Kolff de bij de PTT-werkplaatsen aangemaakte kam 12 1/2 [12.5:12.4] 13/16 gaan gebruiken. Door het harde papier [offset-papier, 70grms] sleten de pennen snel. Ook de pennen van lijn 13.2 hadden last van slijtage. Het gevolg was kleine tot zeer kleine perforatiegaten. In Mei-Juni 1941 kwam hier verbetering in. Allereerst werd beter papier [speciaal voor rasterdiepdruk, en lichter: 62 en 65grms i.p.v. 70grms] uit Padalarang gebruikt. Verder werden de pennen van de lijn 13.2 bijgeslepen. Ook werd de kam 12 1/2 13/16 vernieuwd, of geheel of alleen de pennen. Op dit "of/of" kom ik later terug.


In de kontekst van dit Kolff verhaal moet het begrip "kleine gaten" als volgt worden opgevat: het gaat er niet zo zeer om dat de breedte van het tandingsgat duidelijk kleiner is dan de brug tussen twee tandingsgaten, maar of het tandingsgat goed uitgeponst is. Als het gat redelijk schoon is en glad rond praten we over "grote gaten". Als een cirkelvormige moet aanwezig is op de plaats waar bij normale tanding een volledig gat zou zijn uitgeponst, het papier aan de beeldzijde naar het gat toe wat afloopt, en aan de gomzijde een duidelijke wal vertoont, dan spreken we van niet meer van "grote gaten" maar van "kleine gaten" resp. "pingaten" naar gelang de gaten kleiner zijn.

Eind 1941 verscheen de 5 gulden Ned.Indiëen de 50c Curaçao, echter niet met lijntanding 13.2, maar met lijntanding 12 1/2 [12.6]. Deze lijn zou een gestripte kam 12 1/2 15/20 kunnen zijn. De kam 12 1/2 15/20 was ook voor fiscaalzegels en de grootformaat Japanse bezetting gebruikt. Bij de 10ct Java [onder Japanse bezetting] komt behalve met kam 12 1/2 13/16 ook nog lijntanding 12 voor. De herkomst van deze lijn is onbekend.

Kam 12 1/2 13/16 was maar 10 zegels breed. Dubbelvellen moesten tweemaal onder dezelfde kam door. Dit feit trad aan het licht bij bestudering van vellen van de danser-zegels uit 1948 waar de veldelen niet op gelijke hoogte staan en ook de brug niet precies een zegel breed is. De 3c rood en de 4c donkergroen oplage A hebben een extra brede brug tussen de linker- en rechterveldelen, die oplage B niet heeft. Aan de hand van het pennen-patroon bij hoekblokken en brugparen bleek links en rechts dezelfde kam gebruikt te zijn.


Aan de hand van het zo net genoemde pennen-patroon kunnen we bij zegels uit de periode 1941-48 twee verschillende kammen ter lengte van 10 zegels herkennen. De posities 1 en 10, vast te stellen bij linkerhoeken van linkervellen resp. rechterhoeken van rechtervellen en bij de brugparen waarbij links positie 10 en rechts positie 1, geven enkele frappante kenmerken te zien. De beide kammen krijgen gemakshalve maar even de aanduiding van a- en b-kam:

a-kam
positie 1: 5-e pen iets naar boven, normale tand tussen 9-10, extra dikke tussen 11-12, en dunnen tussen 12-13 [laatste tand]; positie 10: 0-e pen iets hoger dan de beide laatste pennen van positie 9, 7-e pen iets hoger.
b-kam
positie 1: niets bijzonders; positie 10: 6-e pen iets hoger

Hoe de beide kammen in de tijd gebruikt zijn is nog niet goed genoeg bekend. Bij de Nederlandsch Indische van Konijnenburg-zegels heeft de 10c met etsing 1 [type Ia], 19 [type Ib] en 20 [type II] de a-kam, evenals de 15, 20, 30 en 40c. Ook de 40c met opdruk "1947" heeft de a-kam. Maar de 17 1/2c, en een deel van de 10 etsing 20 heeft de b-kam.

De a-kam vinden we verder bij: Moehammadijah: 2, 3 1/2, 10c; Nederland Zal Herrijzen: 5c, 1 gld; Porten 1941: 1c; dansers 1941: 2, 2 1/2, 3, 4c; dansers 1948: 3c oplage A en B, 4c oplage A en B, 7 1/2c. Bij de Wilhelmina Hartz-zegels uit 1948 komt uitsluitend de a-kam voor.

De b-kam vinden we verder bij: dansers 1941: 2c, 4c, 5c, 7 1/2c; Moehammadijah: 2, 3 1/2, 7 1/2, 10 en 15c; Porten 1941: 20, 30c; Suriname NZH alle waarden. Opvallend genoeg ook de 1948 2 1/2sen Portzegel!


Kijken we naar de drukdatums van de zegels die met "kleine gaten" voorkomen dan liggen die voor mei 1941. Zegels met "kleine gaten" hebben altijd de a-kam. Het lijkt er dus zeer sterk op dat in mei/juni 1941 niet alleen van de oude = a-kam de pennen vernieuwd zijn, maar ook dat een nieuwe = b-kam in gebruik is genomen. Beide kammmen vinden we zeven jaar later [in 1948] terug met nog precies dezelfde goed te herkennen kenmerken!

Het perforatiebeeld is d/1/0/1 [kloksgewijs, te beginnen met de bovenvelrand doorlopend, rechts 1 gat, etc.] behalve bij de 1948 Danser 4c donkergroen oplage A: 0/1/d/1.

De in 1948 verschenen 2 1/2 sen portzegel is iets minder hoog dan gebruikelijk: de kamslag is iets ingekort, kam 12 1/2 13/15, zonder dat uit de dwarsrijen van de kam een pen verwijderd is. Bij dit zegel zijn de bovenhoekgaten altijd twee maal doorboord!

Om in 1949 de productie van de Smelt-zegels aan te kunnen werden twee nieuwe kammen met een breedte van 21 zegels gemaakt. Het zijn kam 12 1/2 [12.6:12.5] 13/16 en kam 11 1/2 [11.5:11.5] 12/15.

Was tijdens de oorlog de diversiteit van het papier een probleem om de tanding gaaf te houden, ook in de jaren 50 zou de combinatie papier en tanding voor grote problemen bij Kolff zorgen. Eind 1950 gaan zowel kam 12 1/2 13/16 als 11 1/2 12/15 kleine gaten vertonen. Enkele pennen werden hier en daar in de kam door normale vervangen. Dit verschijnsel is bij de emissie Smelt van 1949 goed te volgen.


Medio 1951 kwam een nieuwe kam, 24 zegels breed, met een iets gewijzigd zegelformaat: 20.5x25.3 in plaats van 20.8x25.6 De brug was nu vier zegels breed gemaakt. Vermoedelijk om de vellen makkelijker te kunnen halveren voor loketverkoop. De perforatiemaat is dan ook niet meer 12.6:12.5 maar 12.7:12.6. Deze kam is gebruikt voor de frankeerseries: 1951 Aar, Porten, 1953 Postkantoor en Edelman.

Kam 11 1/2 12/15 werd het laatst begin 1951 [of eind 1950] gebruikt voor een aantal vellen van de 10sen Aar. Kam 12 1/2 13/16 [22 breed] was nog gebruikt voor de 5sen en de 10sen Aar, maar bleef ook na 1951 nog in gebruik voor enkele waarden van de Smelt-serie. De 10sen Aar geperforeerd door de beide oude kammen heeft een afwijkend beeldformaat ten opzichte van de latere drukken, de 5 sen Aar onderscheidt zich niet zo zeer door het beeldformaat maar door het [geringe] verschil in perforatiemaat.

Na deze lange uiteenzetting over het [kleine] standaard-formaat terug naar het medium-formaat waarvoor in 1941 nog lijntanding was gehanteerd:

Van de 10, 20 en 40c, en 5 gld van Konijnenburg werden in 1945 grote voorraden geheel afgewerkte zegels gevonden. In 1946-47 werd een deel hiervan overdrukt om te dienen als post- en portzegels. Het restant van de 2 gld van Konijnenburg dat geheel afgewerkt was, was klein, het restant dat nog niet getand was, vrij groot. Om de voorraad van dit zegel te kunnen perforeren werd een nieuwe kam 12 1/4:12 1/2 [12.1:12.4] 18/15 in gebruik genomen. Voorafgaand aan de perforatie vond ook nog eens een overdruk met "1947" plaats. Deze kam [notatie C18] zou verder voor het medium-formaat tot medio 1954 gebruikt worden.

In 1948 werd voor de guldenswaarden Hartz weer de lijn 13.2 gebruikt. Bij het maken van een verzameldiapositief was kennelijk niet gedacht aan de afmetingen van de 2 gulden Konijnenburg. Het verschil was gering maar toch. Gebruik van de C18 kam zou teveel uitschot geven. Dan maar weer lijntanding. De fout is voor de tweede oplaag van de 1 gulden hersteld, de afstand tussen de zegelbeelden onderling is iets bijgesteld.

Voor de bijzondere emissies in medium-formaat werd min of meer de zelfde velgrootte gehanteerd als voor de dubbelvellen klein formaat. Dit betekende een enorme papierverspilling met overdreven brede velranden.

Pas in 1954 werd ingegrepen. De cylinders en platen werden toen zo ingericht dat 2x10x10 zegels in plaats van 10x10 op hetzelfde vel kon worden afgedrukt. Voor de zegels betekende dat andere drukrichtingen, en een andere papierrichting. Om de twee veldelen van 100 in een gang te kunnen perforeren werd ook een andere kam gemaakt. Notatie C19: kam 12 1/2 [12.6:12.6] 15/19.


Papier

In 1940/41 werd aanvankelijk bij Kolff vrij dik offsetpapier [70gr] gebruikt. Om bij de rasterdiepdruk een beter resultaat te krijgen werd later dunner [62 en 65gr], minder stug diepdrukpapier gebruikt. In publicaties vlak na de tweede wereldoorlog werd ook nog al eens de term Padalarang 1 t/m 4 gebruikt. Praktische waarde heeft deze informatie nog steeds niet. Bij de zegels in 1941 laat zich alleen een 3-deling vaststellen: offset-papier en diepdruk-papier van Indisch fabrikaat [papier-fabriek Padalarang] en het zogenoemd Amerikaans papier. Dat laatste is voor alle verschenen 17 1/2c Konijnenburg zegels gebruikt. Daarnaast ook nog voor oplagen van andere waarden uit de serie [10c type-II, 60c, 2 gulden], maar omdat ook Indisch papier is gebruikt voor die waarden, is met de 17 1/2c in de hand een vergelijking ten minste mogelijk.

In de periode 1948-49 wordt bij Kolff overwegend een papiersoort gebruikt die vrij soepel en doorzichtig is, een ruitje-patroon laat zich gemakkelijk vast stellen. Papierdoorzicht I↔ is gebruikt voor alle 1948-49 Kon. Wilhelmina ontwerp Hartz zegels, al of niet voorzien van "Indonesia".

Vanaf 1949 wordt het lastiger, in de jaren '50 was de papiersituatie moeilijk. In 1950 werd een iets dikker papier, zonder goed zichtbare structuur en ongelijkmatig werkend gebruikt [Verschuur's A en B]. In 1951 tijdelijk een perkamentachtig dunnere maar hardere papiersoort [Verschuur's C], en rond 1957 een zeer dunne soort papier.


Deze indeling uit de literatuur tot en met de 50-er jaren is thans te grof, zeker met nu bekende technieken. Een indeling in papiersoorten moet thans rekening houden met:

papierdoorzichten
I, IIIb, IIId
zeefzijde voor of achter
'I of I
papierrichting
of ↕
papierdikte
6/100mm tot 12/100mm

Voor de papiercontrole werden knippen gebruikt die sterk aan de Nederlandse doen denken.


Copyright © Printing Matters (contact Rein Bakhuizen van den Brink)
Last updated on November 19, 2018

HomeInleiding Nederlandsch Indische / Indonesische postwaardenproductieDe postwaarden-aanmaak door andere dan G. Kolff 1945-54