HomeNederland 2018 - Mooi NederlandUDO7

Nederland 1923 Jubileum revisited

Tot ver in de jaren '30 van de twintigste eeuw werd bij plaatdruk bevochtigd papier gebruikt tijdens het drukken. Door de vocht namen de papiervezels in dikte toe en als na de druk het papier werd gedroogd dan krompen de vezels weer en kwamen ze op terug op hun oorspronkelijke dikte. Voor de postzegelverzamelaars is dit nuttig om te weten aangezien bij een postzegel op papier met liggende vezels, door de krimp, de zegels iets minder hoog werden en bij zegels op papier met staande vezels ze iets minder breed werden. Ofwel zegels in "natte"plaatdruk met staande vezels waren hoger en smaller dan zegels met liggende vezels die juist lager en breder waren.

Voor Nederland is de lijst van zegels in "natte" plaatdruk tussen 1864 en 1934 vrij lang. Alle zegels zijn zonder watermerk! En zonder gebruik te kunnen maken van kamtanding omdat door de ongelijkmatige krimp er veel uitval bij de perforatie zou zijn.

Een goed begin is de Jubileum-serie van 1923. De filatelisten hebben indertijd - tot midden jaren '30 - wel het een en ander onderzocht., maar daarna is de aandacht zo goed als verdwenen totdat in de jaren '70 Gert Holstege de 1923 Jubileum-zegels onder handen heeft genomen. Daarmee zijn voor het nageslacht de nodige onderzoeksresultaten bewaard gebleven.

Van alle waarden zijn er slechts drie - de 7 1/2c, 35c en 5 gld - waarbij beide formaten gevonden zijn.

In het Postzegelblad voor Indië uit 1936 - paginas 61-62 - meldt G.J. Scheepmaker zijn vondst van de 7 1/2c in een verhouding van 1:350! Hij heeft op 3840 zegels er 2 gevonden met L11x11 1/2 en 9 met L11 1/2!

Bij de 35c had Scheepmaker 92 zegels gemeten en 23 kort tegen 38 lang gevonden met L11x11 1/2 en 25 kort en 6 lang met L11 1/2. De 35c komt dus in beide formaten voor in een verhouding van min of meer 1:1 en daarmee is de lange versie verre van zeldzaam!


Het Handboek Postwaarden Nederland * maakt dankbaar gebruik van de vondsten van Scheepmaker, die veel materiaal tot zijn beschikking had. Een monniken-geduld moet hij gehad hebben om alles nauwkeurig op te meten.

Echter, dat laatste is totaal ONNODIG! Alle zegels vertonen immers de papiervezels in een bepaalde voorkeursrichting - horizontaal resp. verticaal - en dat is met goede loupe ALTIJD vast te stellen. Dit vereist enige leercurve, maar dan kun je ook honderden zegels aan je voorbij laten komen in enkele minuten ....

Voor wie zichzelf dit niet toevertrouwt kan de afmetingen zoals het HPN heeft vastgelegd: 21.0x28.5mm liggend tegen 20.5x29.0mm staand - hanteren! Of zoals Scheepmaker dat deed: neem een beschadigd exemplaar waarvan je zeker bent en knip de marges [met tanden] er af. Dit zegelfragment leg je op de te onderzoeken zegel! Et voil ...!

* HPN = Handboek Postwaarden Nederland ; de pagina's gewijd aan de "Frankeerzegels Koningin Wilhelmina 1923, 25-jarig Regeringsjubileum" A12-53 t/m 55. (!fo)


Het brede zegel over het smallere gelegd:


Het lagere zegel op de hogere gelegd:


Als neven-vondsten bij het schrijven van deze Kraamkamer kwamen enkele andere aspecten te voorschijn.

Het papier van de 35c leek me duidelijk af te wijken van dat van de andere zegels die ik door mijn vingers liet gaan. HPN schrijft: " Het papier is voor deze emissie speciaal besteld, behalve dat voor de 35c, waarvoor uit de gewone voorrraad plaatdrukpapier is geput." Verder wordt niet verteld hoe dit papier dan anders zou zijn en welke bron bij dit verhaal hoort. Uit het onderzoek naar de Charlotte's van Luxemburg - vanaf 1921 - door Edwin Voerman blijkt dat er in die tijd zeer kritisch naar papier is gekeken en na grondig onderzoek gekozen is voor papier van papierfabriek 'Gelderland' te Nijmegen, waarbij papier uit Engeland [Samuel Jones] of Italië [Pietro Milliani] afviel!

Kenmerkend voor het papier gebruikt voor 1923 Jubileum, doch ook vor de Charlottes [en de Kon. Albert type kleine Montenez uit 1921 van België] is dat aan de achterzijde van de zegels het oppervlak lange beddingen van vezels laat zien! Deze "groeven" komen niet of nauwelijk voor bij de 35c! Bij de 35c komen bovendien "bruine vezels" voor. Hierover is tot op heden geen melding gemaakt als ware het totaal irrelevant!


De vezel-beddingen:


De 35c met bruine vezeltjes:


En als 2e nevenvondst - bij de 7 1/2c - een duidelijk systematisch kenmerk dat - althans bij het materiaal waarover ik beschikte - 1: 6 voorkwam, hetgeen wijst op een kenmerk dat in de oorspronkelijk matrijs van 5 zegelbeelden naast elkaar moet hebben gezeten! En vervolgens gereproduceerd is tot op vellen van 10x10.


Paartje waarbij links type b [met punt onder de "8"] en rechts type a:


Uitsplitsing bij de 3 relevante waardes naar formaten, types en tandingen. Het verschil in formaat wordt aangegeven met x en y - x is laag en breed en y is hoog en smal. Bij de 7 1/2c nog de types a en b:

waarde code tanding
7 1/2c
Bxa 11x11 1/2
Bxb 11x11 1/2
Bya 11x11 1/2
Byb 11x11 1/2
Dxa 11x11 1/2
Dxb 11x11 1/2
Exa 11 1/2x11
Exb 11 1/2x11
Fxa 11 1/2
Fxb 11 1/2
Fya 11 1/2
Fyb 11 1/2
Gxa 11 1/2x12
Gxb 11 1/2x12
Hxa 11 1/2x12 1/2
Hxb 11 1/2x12 1/2
35c
Ax 11
Ay 11
Bx 11x11 1/2
By 11x11 1/2
5 gld
Fx 11 1/2
Fy 11 1/2

De 3e nevenvondst bij de 20c wordt in een volgende rubriek verder uitgewerkt.


Bij de 20c zit in de tekst bovenin het zegel - in principe tot op het kleinste krasje voor alle waarden hetzelfde - een variatie in diagonale krassen!

Normaal:


Met andere arcering:



of


Dat zo iets te verwachten was is voor een specialist van de Belgische kleine Montenez serie totaal geen verrassing,. Johez heeft in die periode 1921-1923 het gepresteerd om ruim een twintigtal platen van elk 150 zegels te voorzien van arcering rondom de "C" van "50 c" die voor ELK zegel verschillend is gegraveerd!


Drukvorm-positie-kenmerken

Elk zegel in een drukvel - dat uit meerdere blokken cq loketvellen kan bestaan; of van een cylinderomtrek bij rolzegels - kan per druk-kleur 1 of meerdere kenmerken hebben die niet in de oorspronkelijk tekening/ontwerp zaten. Vandaar de term "drukvorm-positie-kenmerk"!

N.B. ook kenmerken op de blok- cq velrand horen daartoe.

De foutieve benaming - die internationaal is door gaan woekeren "plaatfout", "Plattenfehler", "plate flaw" - suggereert een fout, een afwijking terwijl het iets doodnormaal is. Er is geen koe of er zit een vlekje aan ....

Het kenmerk zal i.h.a. op de drukvorm slechts 1x voorkomen. Komt hetzelfde kenmerk vaker voor op de drukvorm dan is meestal een systematiek aanwezig die verklaart waarom het net op die plaatsen voorkomt. En dan is sprake van een "systematisch positie-kenmerk".

Blijft het bij 1x - wat al bij de aanmaak van de drukvorm kan zijn gebeurd - stofje/draadje op de film is mee gecopieerd of wat later als een beschadiginkje en vanaf dat moment meelopend. Wanneer dat is gebeurd is NOOIT met zekerheid vast te stellen. Dus ook niet of het er al vanaf het begin in zat! "Eendagsvliegjes" die één of enkele drukvellen meedraaien vallen buiten ons terrein, dan hebben we het over druktoevalligheden.

Spreken van primair of secundair is tertiaire nonsense...

Het drukvel is meestal groter dan een loketvel of een blok. Als er twee loketvellen op her drukvel zitten kan een kenmerk mooi altijd op positie 87 zitten althans bij 1 van de 2 vellen! Op die ander komt het kenmerk nooit voor.

Als er 18 blokken zitten op een drukvel [of drukcylinder] en een kenmerk zit op blok 13 dan zit dat kenmerk niet op al die 17 andere blokken . Als in een catalogus van "plaatfouten" [b.v. die van Wim Mast] bij de Beatrix zegels in blokken van 5 gesproken wordt over een deeloplage dan is dit gewoon flauwekul! Het kenmerk kan er de hele tijd zijn geweest! Niks deeloplage dus!

Het reconstrueren van de aanmaak-geschiedenis is een leuke bezigheid met heel veel valkuilen. De duidelijk met het oog zichtbare kenmerken vervulllen daarin maar een zeer beperkte rol. Het zijn vaak de minieme puntjes of stipjes die systematisch weerkeren die het verhaal kunnen vertellen.

Veel leuker zijn immers de kenmerken die systematisch vaker voorkomen op het drukvel!


De 1923 Jubileum-zegels hadden zo'n kenmerk. Bij de aanmaak van platen was uitgegaan van een strip van 5 die vervolgens galvanisch werd gereproduceerd tot een blok van 5x5; van deze 25 werd zonodig naar platen met 50 cq 100 gegaan. Bij de 5c ging het van 5 via 35 naar 105. Terug te kezen ook in het Handboek Postwaarden Nederland waar op pag. A12-57:

Een kenmerk bij de 2c [vel van 10x10] dat op de posities 45, 50, 95 en 100 voorkomt valt te verklaren uit blokken van 25 (=5x5) die 4 (=2x2) zijn "gecopieerd".

Het kenmerk met de posities 2,7, 42, 47, 52, 57 en 97 heeft zal op de overige posities 12, 17, 22, 27, etc. iets hebben gehad dat al direct geretoucheerd is.

Hoe het ook zij, het zijn systematische kenmerken en geen "plaatfouten".

Het vermelde kenmerk bij de 7 1/2c komt maar 1x voor en kan wel als plaatfout gelden...

De 35 [5x10] met een kenmerk op posities 2, 7, 12, 17, 22, 27, 32, 37, 42 en 47 klopt weer helemal met een basis-strook van 5 zegels.

Op dezelfde pagina A12-57:


Maar als je naar dat kenmerk zoekt kom je dit tegen:

Waarbij de lengte van de breuk varieert! En ook de scherpte van de horizontale lijnen in en rondom de cijfers.


Bij de 2c een voorbeeld van een systematisch kenmerk [breuk in lijn] resp. een 1x voorkomend [krasje]:


Copyright © Printing Matters (Contact Rein Bakhuizen van den Brink)
Last updated on October 22, 2020

HomeNederland 2018 - Mooi NederlandUDO7