HomeNVPH Speciale Catalogus 1988Postautobriefkaarten 1940

NVPH Speciale Catalogus 1998

De verzamelaar voor het blok gezet

Gedurende een aantal jaren heb ik in extenso de opzet en diepgang van de NVPH Speciale Catalogus Nederland en Overzee kritisch bekeken. De laatste keer eind 1995.

Ik heb toen zowel de traditoneel gedrukte catalogus onder de loupe genomen als ook die op CD-Rom [De NVPH Catalogus op CD-Rom? Een goed begin!]. Een onverwacht gevolg van een nogal positieve benadering door mij van dit nieuwe medium was dat ik twee jaar lang als beta-tester heb gefunctioneerd en dat ik het in die omstandigheid niet gepast vond tegelijkertijd ook het boekwerk te recenseren.

Het medium CD-Rom is voor mij persoonlijk niet zo interessant, het Internet en met name het WorldWide Web vind ik veel interessanter. Maar daarover een ander keer!

Ik wil de systematische beschouwing van de '1999' catalogus dit keer beperken tot een aspect dat nieuw is voor deze catalogus - immers er wordt speciale aandacht voor gevraagd in het voorwoord - en na een uitvoerige inleiding wijzen op inconsistenties en onjuistheden rond het thema 'blokken' en 'velletjes'.


Terminologie en verzamelbeleid

Van oudsher worden zegels in albums los verzameld. Méér dan één zegel aan elkaar dan ook alleen als er goede reden voor was. Twee dezelfde [een paartje] horizontaal of verticaal, een 'blok' van 4 [=2x2] was al heel royaal.

'Oorspronkelijk verstond men onder een blok een combinatie van vier of meer zegels in twee of meer rijen samenhangende. Tegenwoordig rekent men de kleine velletjes papier, vierkant of rechthoekig van vorm, meestal aan de achterzijde gegomd en aan de voorzijde bedrukt met één of meer postzegels, ook tot de blokstukken.' [J.A. v.d Vlis, de Philatelist, een handleiding voor postzegelverzamelaar; XII. Iets over blokstukken, paren,stroken en ander zegelcombinaties; 1942].

De term 'blok' voor het 'kleine velletje' waarnaar v.d. Vlis refereert is voor het eerst van toepassing geweest op een los zegel van 10Fr. met velranden erom heen dat op 3 januari 1923 werd uitgegeven door Luxemburg. Nog voor de Tweede Wereldoorlog waren door de diverse postadministraties uitgegeven 'blokken' zeer populair maar tegelijkertijd ook zeer discutabel vanwege de vaak ermee gepaard gaande speculaties. Ook na de Tweede Wereldoorlog bleven PTT-administraties 'blokken' uitgeven, veelal met het doel de verzamelaar extra te belasten. Het zou dan ook niet zo vreemd zijn als de georganiseerde filatelie, de landsbonden, als belangenbehartigers van de verzamelaars, op hun achterste benen sprongen bij elke aankondiging van hun PTT om zulke blokken uit te geven. Helaas hebben een aantal filatelistische organisaties hun principes laten varen als het er op aan kwam met 'blokken' filatelistische tentoonstellingen te financieren. Zie m'n commentaar in de rubriek Nederland van februari 1994 ten aanzien van Fe papost.


Mag er dan sprake zijn van enige consensus als het gaat om 'speculatieve' blokken. Blokken bleken ook - puur uit bedrijfsmatige overwegingen - een manier voor de PT-administratie om zegels handig te verkopen of te laten verkopen. De aldus in 1965 in Nederland geintroduceerde 'Kinderzegel'-blokken stuitten op nauwelijks meer dan gepruttel bij de verzamelaars. Ze zijn thans beschouwd als volwaardig filatelistische object. Hetzelfde geldt voor de in 1964 algemeen in Nederland ingevoerde automaatboekjes.

Alle tot nu toe vermelde objecten hadden in ieder geval één zaak gemeen - vanaf het Luxemburgse blok uit 1923, via de 'Legioenzegel-blokken uit 1942, naar de Kinderzegelblokken - en wel dat ze als één geheel te koop waren. Losse zegels eruit waren niet aan de verkooppunten te krijgen. De verkoop geschieddde 'en bloc' ofwel 'im Block'.

Het woord 'blok'

Als er één woord is in het internationale filatelistische spraakgebruik waarop de 'Nederlander' trots mag zijn dan is het wel het woord 'blok'. Dit Nederlandse woord 'blok' dat oorspronkelijk betrekking had op een 'houtblok', het massieve gedeelte van een 'boom', werd al in de XIII-e eeuw [melding uit 1262] overgenomen in het Frans met de betekenis "tronc abattu", later "tronc d'arbre". Vanuit het Frans raakte 'blok' verzeild in het Engels en de andere Romaanse talen. Via het Nederduits vinden we 'blok' als 'Block' terug in het moderne Duits. In de moderne talen is de betekenis van het woord gaan 'rondzingen' maar nog steeds is de kern gebleven: iets massiefs, uit één geheel, uit één stuk; en vandaar ook de hierboven al gemelde combinaties: 'en bloc', 'im Block'.

Of de term 'blok' in een filatelistische kontekst nu eerder in het Duits of in het Frans werd gehanteerd, is nu niet meer essentieel. Het is een goed Nederlands woord. Een 'blok' is een filatelistisch object uit één stuk, niet in kleinere eenheden te krijgen geweest.


Verkoopeenheden of verschijningsvormen

De meest wijd verspreide verkoopseenheid of verschijningsvorm was gedurende langere tijd het loketvel. Zo was in het Nederland tot zo'n 5 jaar geleden. De grootte van zo'n loketvel was meestal 100 [=10x10] of 200 [=10x20]. Wat in Nederland gebruikelijk was was dat niet overal. In Zweden b.v. zijn de loketvellen al ver voor de Tweede Wereldoorlog afgeschaft. Daar waren slechts postzegelrollen en postzegelboekjes verkrijgbaar. In het Verenigd Koninkrijk is het marktaandeel van postzegelboekjes [al of niet met venster] veel groter dan het ooit hier in Nederland was. De loketvelgrootte is elders vaak afwijkend van 100. In België is een vel van 30 [=5x6] normaal, in Israel vellen van 15 [=5x3]. Ook in Polen b.v is een vel van 15 of 20 niet ongebruikelijk. Let wel het gaat hierbij steeds om loketvellen van waaruit losse zegels kunnen worden gekocht aan het loket.

In Nederland zijn dergelijke kleine loketvellen - afgezien van de hoogste frankeerwaarden - maar incidenteel geweest: b.v. de 1924 tentoonstellingszegels type Veth in vellen van 5x5, de ITEP-zegels in vellen van 5x5 en als laatste de Amphilex 1967 zegels in vellen van 5x2. Het zou niet vreemd zijn om voor deze laatst genoemde loketvellen het verkleinwoord 'velletje' te gebruiken. Bij alle drie postzegeltentoonstellingen was er bovendien nog sprake van een koppelverkoop: het kopen van een toegangskaart gaf recht op één [of twee zoals in 1924] series.

In 1987 brachten de December-postzegels in de vorm van een postzegelboekje van 20 zegels al de nodige beroering in de tent. De eerste 'blokken' van 20 met December-zegels zette al menig verzamelaar voor een dilemma: meedoen of niet. De verzelfstandiging van de PTT begin 1989 was voor een aantal verzamelaars een goed moment om er mee te stoppen.


In het begin van de jaren '90 wordt duidelijk dat het voor PTT-administraties bedrijfsmatig beter uit zou komen om postzegels in hoeveelheden van 10 of 20 stuks tegelijk aan de klant te verkopen. Op de verkoop van een los zegel zou toegelegd moeten worden. Of deze berekeningsmethode nu hout snijdt of niet doet niet ter zake, ook andere experimenten qua bedrijfsvoering zijn een pure PTT-aangelegenheid waar geen 'exploitatie van arme verzamelaars' aan te pas komt.

In 1993 verschijnen in Nederland twee 'blokken' van 10 zegels, ze moeten 'en bloc' worden aangeschaft, losse zegels eruit zijn niet verkrijgbaar. In Duitsland is er sprake van dat de 'normale' loketvellen geheel gaan verdwijnen en vervangen worden door 'velletjes' van 10 zegels. Op 13 oktober 1994 verschijnt daar het eerste 'blok' van 10, alleen in z'n geheel verkrijgbaar.

In Nederland haastte een begin 1994 in het leven geroepen werkgroep van de Nederlandse Bond van Filatelisten-Verenigingen, de NVPH, en de Business Unit PTT Post Filatelie zich om een gemeenschappelijk standpunt naar buiten te brengen onder het mom van eenheid in filatelistisch taalgebruik. Aanleiding: de 'blokken' 'Wenspostzegels' en 'Tien voor uw Brieven'. Diepere achtergrond: moeten verzamelaars zich verplicht voelen om de blokken in hun verzameling op te nemen of niet. Antwoord: nee, en als we dat maar met z'n allen roepen en als we voor deze blokken een aparte kreet verzinnen, zal het wel lukken.


Overeenstemming werd bereikt als volgt [zie Ned. Maandblad voor Philatelie 1994 p. 608, 720] :

  • de PTT was tevreden want de 'blokken' bleven uitsluitend als één geheel aan de loketten verkrijgbaar [als compromis zouden bij PTT Filatelie Verzamelservice Groningen losse postzegels uit de velletjes te verkrijgen zijn].
  • hanteren van dezelfde termen: 'standaardvelletjes' bevatten 10 of 20 zegels in een omranding zonder versiering [afgezien van administratieve en technische gegevens]. Ze worden behalve bij PTT Post Verzamelservice in hun geheel aan de loketten verkocht. Albumfabrikanten als DAVO en Importa maken geen supplement-bladen waarop een compleet standaardvelletje prijkt. De velletjes worden niet als zo danig opgenomen. De December-zegels blijven een uitzondering wat betreft de verkoop. Ook in Groningen alleen compleet. Deze velletjes wel in de album supplement zij het op een A-blad.
  • ook andere termen worden opnieuw gedefinieërd: los, paartje, aanhangsel, bijslag, toeslag, stroken , blokken en veldelen.

Resultaat van deze jubelstemming was een hanteren van twee termen 'blok' en 'velletje' waarbij 'blok' een status van verzamelnoodzaak [en aparte catalogusnotering] kreeg en 'velletje' de status van volledig vrijblijvend verzamelobject: hoeft b.v. niet in een tentoonstellingscollectie aanwezig te zijn en krijgt ook geen aparte catalogusnotering.

Kortom een 'politiek' besluit volgens het 'poldermodel' zonder enige inhoudelijk filatelistische merites. De filatelie in Nederland was gered.

Ook in Duitsland volgde een stelllingname van de Bond, er werd gekissebist over wel of geen randversiering. De 'Zehnerbogen' mochten niet in de SAFE-albums.

Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan, het verzamelen heeft zijn eigen motoriek en de verzamelaars stortten zich toch op de 'velletjes'. Ondanks de goedbedoelde regelgeving van boven.

En niet alleen de verzamelaars, maar ook afzonderlijke deelnemers aan het 'poldermodel' hebben zich al onttrokken aan de in 1994 gemaakte afspraken.


In het blad 'Collect' van PTT Post, zomer 1998, wordt in de rubriek 'Shop' gesproken van een categorie 'postzegelvelletjes' waaronder de Kinder-, Zomer- en December-blokken vallen. 'Postzegelvelletjes bestaan uit een of meer postzegels met een versierde velrand.' Er kan een apart abonnement worden genomen. Dat laatste geldt ook de categorie 'gelegenheidsvelletjes' die PTT Post uitgeeft sinds 1995 [sic!]. Hiermee worden bedoeld de in 1994 nog 'standaardvelletjes' genoemde. Onder de 'aansporing' van 'met een abonnement bent u er van verzekerd dat uw collectie compleet blijft' een advertentie van DAVO voor het 'album gelegenheidvelletjes' … raison van Ÿ 80,- met 'vijftien opbergbladen voor de tot en met 1997 verschenen gelegenheidsvelletjes'.

Zoals ik al in de Nederland rubriek van juli/augustus schreef zijn de prijzen voor de 'blokken' met zegels van 70c behoorlijk opgetrokken. En ook in Duitsland staat na de rel - eind vorig jaar - over de vermeende nazistische symbolen op het Heinrich Heine-blok het verzamelen van 'blokken' weer vol op in de aandacht. Kortom, het is niet vreemd dat 'blokken' en 'velletjes' voor de Speciale Catalogus een interessant item is geworden.


Blokken in de NVPH Speciale Catalogus

De velletjes tentoonstelliingszegels 1924 verschenen in de 1993 editie opeens met een prijs: f 13.750, in de jaren met 1994/95/96/97 met Ÿ 12.500. In de editie van 1998 was de vermelding weer even plotseling verdwenen.

Bij de Kinderzegelblokken vinden we bij een aantal jaren 'aanhangsels' binnen in het blok - volledig getande zegels met een tekst in de trant van 'plak kinderzegels op uw post'. We vinden dit in 1965, 1970, 1972, 1975, 1980, 1981, en 1982. Over een eventuele meerwaarde van zegels met deze 'aanhangsels' geen woord. De allereerste Kinderzegelblokken konden niet in hun geheel op een enveloppe worden geplakt. Pas vanaf 1975 kon de NVPH daarvoor aparte FDC's uitgeven. Desalniettemin krijgen de Kinderzegelblokken al vanaf de eerste uitgave een eigen hoofdnummer in de catalogus.

Een volwaardig 'aanhangsel' met tekst voor de Jupostex en de NVPH-show verscheen aan de 50c zegel in 1980. In 1988 kregen de 'Moderne kunst' ook een eigen 'aanhangsel'. Maar bij de 1994 WK Voetbal 80c was het 'aanhangsel' al wat kleiner geworden. Alle drie de 'aanhangsels' worden apart genoemd in de catalogus en er wordt op gewezen dat zegels zonder deze 'aanhangsels' minder waard zijn.

Bij de 'Filacept' blokken verschenen in 1988 smalle volledig geperforeerde 'aanhangsels', dat grapje werd in 1994 nog eens herhaald met de 'Fepapost' blokken. Geen aparte aandacht voor deze 'aanhangsels' in de catalogus.

Het aantal 'aanhangsels' met een 'filatelistische' achtergrond is wel opvallend.


Vanaf de Kinderzegel-blokken van 1991 begint de randbedrukking een uitloop van de zegeltekening te worden. Van 1991 tot en met 1997 zijn de zijranden zodanig dat ze als 'aanhangsels' kunnen worden opgevat. Ook de Zomerzegel-blokken vanaf 1996 laten iets dergelijks zien. In de catalogus daarover niets.

Wel komt een 'aanhangsel' te voorschijn bij de blokken Strippostzegels uit 1996. Daar dezelfde opmerking als bij de Jupostex e.d. Wie vervolgens kijkt bij de geheel vergelijkbare Strippostzegels van een jaar later in 1997 mist de 'aanhangsels'. Bij uitstek horen de randen van de Kras-zegels als 'aanhangsel' bij de zegels zelf gezien te worden want wie niet de kras-laag weg wil halen kan aan het 'aanhangsel' tenminste zien wat eronder zit.

De vraag die we ook nog zouden kunnen stellen is waarom niet net als bij de zegels van Israel gesproken wordt over een 'tab' daar het gaat om een doorlopend getand stukje velrand met een bedrukking die thematisch verwant is aan de zegeltekening.

Nu de definities in de NVPH Speciale Catalogus:

Wat is een blok?
Een blok bestaat uit één of meer verschillende zegels. Het blok heeft een speciale rand, met tekst en/of afbeeldingen die betrekking hebben op het onderwerp van de zegel(s) of het doel waarvoor de zegels zijn uitgegeven
Wat is een velletje?
Een velletje bestaat uit 5 of 20 dezelfde zegels of soms uit een aantal gelijke paartjes.


Al gelijk bij de indeling en voorbeelden wordt duidelijk dat deze definitie niet goed hanteerbaar is en worden door de NVPH uitzonderingen gemaakt voor Legioen-blokken [niet één of meer verschillende zegels, maar 10 van 7 c en 4 van 12 c], en voor sommige December-zegels die eigenlijk blokken zijn maar toch maar velletjes worden genoemd.

In de definities zit een aspect van aantal ['één of meer verschillende' versus 'bestaat uit 5 of 20 dezelfde' cq 'een aantal gelijke paartjes'] en het al of niet hebben van een 'speciale rand'.

Bij de Kinderzegelblokken gaat het nooit om 'één of meer verschillende' . Al in 1965 zijn er 6 zegels van 8ct en 5 van 18ct! En in 1970 zelfs 9 zegels van 12ct en 2 van 25ct. Het aantal gelijke paartjes [Kind 1969, 1976, 1977, 1978, 1979, 1983, 1985, 1991, 1993, en 1996] zou deze Kinderzegelblokken onder de definitie van 'velletjes' kunnen brengen.

Hoe verwarrend het onderscheidmaken tussen 'blok' en 'velletje' ook voor de catalogusmakers kan zijn blijkt bij die Kinderzegelblokken waar tussen loketvel en blok een tandingsverschil zit. Bij de blokken uit 1986, 1989, 1990, 1991, 1992 en 1994 wordt met betrekking tot de tanding over 'velletje' gesproken, en bij de blokken uit 1988 en 1989 ook als de tanding geheel afwezig is ook. Vreemd genoeg is er bij de blokken van 1993 weer gewoon sprake van een blok. Bij de blokken van 1996 heeft de catalogus het over 'velletje met speciale 1e dag-afstempeling'.

De Rode Kruis blokken van 1978 met 3 zegels van 55c worden een twijfelgeval! 3 is immers nog geen 5!?

De Verrassings- of Kras-zegels zijn alle 10 verschillend en voldoet daarmee perfect aan de definitie voor 'blok'. Ook de speciale rand bij de Kras-zegels hebben bij uitstek betrekking op de zegels in het blok. Kortom de Kras-zegels vormen een blok!


Internationale termen

In Duitsland worden de termen 'Block' naast 'Kleinbogen' [mini-vel, velletje] gehanteerd. In Ulrich Häger's Grosse Lexicon der Philatelie: 'Grundsätzlich gilt: bei Kleinbogen gibt der Post jede gewünschte Zahl an Einzelmarken daraus ab, ein Block wird stets nur als vollständige Einheit verkauft.' In de Engelse Stanley Gibbons wordt gesproken van 'miniature sheet' als een intact verkocht 'blok' wordt bedoeld en van 'sheetlets' als het om'velletjes' gaat vanwaaruit nog zegels verkocht kunnen worden.


Besluit

In deze bespreking van de NVPH Speciale Catalogus is het een en ander aan de orde gesteld dat niet eens zo zeer te maken heeft met een door de NVPH gewenste opzet maar veeleer met de gevolgen van het 'poldermodel' in de Nederlandse filatelie.

Dat de Speciale Catalogus een aparte lijst van 'velletjes' heeft gecreeërd is best een goede zaak. Er is een duidelijke markt voor de door de Post als verschijningsvorm ingevoerde 'standaardvelletjes'. Filatelistisch gezien is er echter geen enkel verschil met de al veel langer bekende blokken.

De definities die in deze catalogus worden gegeven zijn krakkemikkerig en halfslachtig. Alle 'velletjes' [op één na, Amphilex 1967] zijn gewoon blokken - niet in alleen in mijn visie maar ook in die van wereldauthoriteiten als Ulrich Häger - en dienen daarom op dezelfde manier worden behandeld als de blokken van vóór 1993.

Dit betekent dus dat alle 'blokken' gewoon met hoofdnummers naast de afzonderlijke zegels [uit de blokken, met een eigen nummer] moeten worden opgenomen. Een grootschalige nummer-verschuiving moet dan maar op de koop toe worden genomen.

Aan het feit dat menig verzamelaar zich nu voor de kop slaat dat hij de rampzalige adviezen om geen 'velletjes' in zijn/haar verzameling op te nemen serieus heeft genomen, valt niets meer te veranderen. Het zij een goede les voor later!


Copyright © Printing Matters (Contact Rein Bakhuizen van den Brink)
Last updated on October 22, 2020

HomeNVPH Speciale Catalogus 1988Postautobriefkaarten 1940