Home Soorten geëtste rasters - Different type of etched screens Inleiding - De Nederlandsche Rotogravure Maatschappij te Leiden Introduction - early photogravure stamp printing - the NRM at Leiden

Literatuur over rasterdiepdruk

Nederlandsch Maandblad voor Philatelie 1979
Dick Hille Ris Lambers, R.C. Bakhuizen van den Brink
Nederlandsch Maandblad voor Philatelie 1982
J. Hoffmann De rakeldiepdrukzegels van Nederland
Speciale Katalogus Rolzegels 1978
Huig A.Tielman
Uniforme Leergang 'Diepdruk'
A.J.H.Elfers, e.a. delen I, IIa, IIb, IIIa, IIIb, IV

Tot ver in de jaren '60 van deze eeuw was in de filatelie de kennis van moderne druktechnieken nagenoeg nihil. De gespecialiseerde filatelist werd geacht alles te weten over de 19-e eeuwse druktechnieken als boekdruk, steendruk of plaatdruk - en zelfs dat gold vaak slechts alleen boekdruk - maar enige kennis over offsetdruk of rasterdiepdruk werd niet echt belangrijk geacht. Op de als druktoevalligheden beschouwde systematisch voorkomende spy-flecks bij rasterdiepdruk werd nogal neergekeken wat ook tot uitdrukking kwam in de benaming vliegenpoepjes . Dat deze spy-flecks van dezelfde orde van belangrijkheid waren als de plaat-fouten of -kenmerken bij boekdruk of plaatdruk werd [en wordt helaas nog steeds] glashard ontkend. In alle gevallen gaat het om het reconstrueren van een drukvorm aan de hand van losse zegels of veldelen. Het platen van alle drukcylinders bij de Nederlandse 1935 Luchtvaart zegels of Nederlands-Indische 1933 Willem van Oranje zegels i s filatelistisch minstens zo waardevol als het platen van de 1e emissie 1852 van Nederland. Deze constatering mijnerzijds zal velen nog steeds als vloeken in de kerk voorkomen, het zij zo.

In 1962/1963 werd de auteur van de artikelenreeks over Nederlands-Indië - G.J. Scheepmaker - als plater van de Willem van Oranje zegels ronduit verketterd. Het pleit voor het Maandblad-bestuur dat die artikelen het daglicht zagen en dat aan Scheepmaker in 1963 de Leon de Raay medaille werd verleend. Ook het PTT-museum was in 1963 zeer verguld met de schenking van het eerste gereconstrueeerde vel vanWillem van Oranje.

Hoewel ik Scheepmaker nooit persoonlijk heb ontmoet en hoewel ik nu zoveel jaar later best kritiek zou kunnen formuleren op zijn aanpak, was de invloed van hem op een 15-jarige postzegelverzamelaar onuitwisbaar. Een basis van belangstelling voor druktechnieken was gelegd. Het zeer intensieve contact dat ik vanaf 1965 mocht hebben met de all-round filatelist Jan Dekker heeft het alleen nog maar verergerd. Al verzamelde ik rond 1970 geen Nederland voor hem was het toen al duidelijk wie de volgende rubrieksredacteur Nederland zou worden. Het overzichtsartikel in de Uphilex-catalogus van 1966 over 25 jaar rasterdiepdruk aan de rol was het eerste waarin de moderne druktechniek een hoofdrol kreeg, de artikelen in het Maandblad over de kamperforeermachines van Joh. Enschedé in de 20-e eeuw waren een logisch vervolg.


Zulke artikelen hadden natuurlijk nooit geschreven kunnen worden als in diezelfde periode niet ook de druktechnische ontwikkeling met sprongen vooruit was gegaan. Druktechnieken als boekdruk en steendruk raakten geheel in de vergetelheid en het gebruik van rasterdiepdruk en - met name - offsetdruk nam een enorme vlucht. Het gebruik van arabisch gom nam drastisch af en diverse soorten synthetische gom kwamen er voor in de plaats. Gecoat papier en het gebruik van luminescerende stoffen in papier en coating ten behoeve van ondermeer de postmechanisatie bracht ook verzamelaars tot het bestuderen van zegelmateriaal. In de wijze van verkoop van zegels verschoof het accent enigszins van loketvellen naar rolzegels en automaatboekjes.

De grote variatie in - op het eerste gezicht - identieke postzegels en tegelijkertijd de relatief grote zeldzaamheid - met bijbehorende hoge prijsnoteringen - van bepaalde varianten trok zowel specialisten als speculanten aan. De prijzen die bepaalde teksten van Nederlandse automaatboekjes of bepaalde rugnummervarianten van rolzegels konden halen op verenigings-veilingen waren navenant. Die hype is thans 25 jaar later geheel weggeëbd.

De rond 1968/1969 ontstane Studiegroepen die zich met modern Nederland bezighielden - Velrandbijzonderheden, Automaatboekjes en Rolzegels [thans Postaumaat], Ultra-Violet / Postmechanisatie - zijn zo vlak voor de eeuwwisseling wegggezakt in lethargie. Bij Postmechanisatie b.v. is de aandacht geheel verschoven van het zegelmateriaal naar de streepjes en puntjes op de enveloppen. Geheel in die zin, dat variaties in het drukmateriaal t.b.v. postmechanisatie niet eens meer bij postzegels wordt opgemerkt en dus ook niet meer worden gepubliceerd. Over de geel fluorescerende zegels van Polen heb ik gepubliceerd in het Maandblad, in UV/Postmechanisatie geen letter. Zoals de postmechanisatie-historici zich verdiepen in KIX-en en aanverwante coderingen, zo wordt binnen Postaumaat meer gelet op de verhuizingen van frankeerstempelmachines en de variatie in machinale afrekeningen bij de automaatzegels uit de Klüssendorf, Nagler of Frama. Kortom een aandachtsverschuiving van aanmaak-geschie denis naar gebruiks-geschiedenis.


De traditionele benadering van postzegels en hoe worden ze vervaardigd dreigt het te moeten afleggen tegen de aandacht voor het thema [de afbeelding op de postzegel] en de post- cq gebruiks-historie. Dat verschijnsel doet zich in de meeste landen voor. Uitzonderingen vormen het Verenigd Koninkrijk en België, en misschien landen als Israel en Zuid-Afrika.

In het Verenigd Koninkrijk wordt de aandacht voor druktechnische aspecten al vanaf 1967 onverminderd vastgehouden dankzij de hardnekkige Machin zegels. Praktische alle druktechnische zaken die in de laatste 40 jaar werden geintroduceerd cq gewijzigd vinden we in die emissie terug. Alle nieuw in de filatelie ingevoerde begrippen zijn aan de Machin-emissie te toetsen.


Drukrichting

Het begrip drukrichting werd voor het eerst rond 1973/74 zowel in Nederland als in Engeland gehanteerd als beschrijving van een fenomeen. Verzamelaars van automaat- en postzegelboekjes werden geconfronteerd met een drukcylinder lay-out waarbij de inhouden van postzegelboekjes tˆte-bˆche ten opzichte van elkaar stonden. Nog onversneden drukvellen waren te zien geweest op tentoonstellingen of permanent te zien in PTT-musea. Het is dan niet vreemd dat op een zeker moment door filatelisten gezocht wordt naar verschillen tussen de linker- en rechter- kanten van een drukvel om losse boekjes te kunnen platen of herkennen. In zowel het Engelse als het Nederlandse geval ging het om het rasterdiepdruk-procédé en om druk op gecoat papier. En op gecoat papier viel het beste de uitvloeiing van de drukinkt in één specifieke voorkeursrichting te zien. Dat uitvloeiings-fenomeen kreeg een naam.

In Nederland was Huig Tielman bezig met de cylinderreconstructies van de automaatboekjes van Nederland. Bij de automaatboekjes 12a maar ook bij de 9-serie viel hem die uitvloeiing op: naar beneden danwel naar boven. Hij publiceerde hierover in het Bulletin van de Automaatboekjes en Rolzegels Studiegroep. Het verschijnsel kreeg van hem de naam drukwijze met als toevoeging: A of B. In een correspondentie met Tielman wees ik hem op het vage in drukwijze en de associatie met drukmethode . Ik gaf de voorkeur aan iets met richting erin. Ook vond ik A en B te beperkt. Bij andere zegels - niet alleen uit automaatboekjes - nam ik alle vier de windrichtingen als uitvloeiingsrichting waar, wat me bracht op de notatie L[inks], R[echts], B[oven] en O[nder]. In plaats van drukwijze ging ik de term drukrichting hanteren en doe dat nu nog steeds.


Al eerder hadden in het Verenigd Koninkrijk de verzamelaars van postzegelboekjes, verenigd in de Engelse GB Decimal Stamp Book club, ook het fenomeen uitvloeiingsrichting ontdekt. In hun tijdschrift Bookmark publiceerde Doug Deegam Myall in 1973 zijn bevindingen en gaf er de naam direction of printing aan.

In 1974 hadden Tielman noch ik toegang tot de Engelse publicaties en was ons de technische verklaring voor die uitvloeiing nog niet duidelijk. Met name met behulp van de kennis over wat er bij de rolzegels nog aan afwerking moest gebeuren voordat het uiteindelijk product er was, kon de uitvloeiingsrichting worden geplaatst ten opzichte van de drukpers zelf. Duidelijk was dat de uitvloeiingsrichting precies tegengesteld was aan de richting waarin de vel papier of de papierbaan zich bewoog uit de drukpers. Op de vraag of de term drukrichting goed gekozen was kom ik verderop nog terug.

Zowel de term drukrichting als direction of printing werden in eerste instantie alleen binnen specialistische publicaties van studiegroepen e.d. gebruikt. Ik zelf gebruikte de term al in 1975 voor artikelen in de bulletins van Studiegroepen Zuid West Pacific [Drukrichting: een nieuw hulpmiddel; over de zegels van Australië en gebieden] en Zwitserland [Zwitserland op z'n kop]. Een ruimere verspreiding van het begrip drukrichting kreeg het door publicatie in het Maandblad van mei 1977 [Nederland na 1945: de drukrichting een belangrijke ontdekking].


De eerste catalogus waarin het een plekje kreeg was de Woodstock catalogus van British Elizabethan Decimal Postage Stamps uit 1976, waarin een omschrijving:

Direction of printing

'Sheet cylinders are normally mounted to print the stamps upright, i.e. from bottom to top. Occasionally, a cylinder is accidentally mounted the wrong way round, and sheet stamps printed from top to bottom appear, i.e. inverted'. 'Booklet cylinders for panes of 6 are so laid out that equal numbers of stamps are printed upright and inverted. Cylinders for bookletpanes of 4, together with those for sideways delivery coils, and To Pay labels are laid out with the images lying sideways, their tops to the left, and are all printed from right to left. Again the cylinder is occasionally mounted in reverse. With the vertical coil cylinders, the same remarks apply as with sheet cylinders. The direction of printing of stamps, even single stamps, can usually be determined by examining them under 10 magnification. The cells of the photogravure screen along the leading edge are generally clearly defined, whilst those along the trailing edge tend to be obscured by slight ink drag.'

De Engelse langlopende zegels - met de Machin-tekening - in loketvellen hebben - zeker in die periode - altijd een drukrichting B. Ofwel in de Engelse notatie: U[pright]. Uit de tekst valt te lezen dat van de loketvellen de onderzijde het eerst wordt gedrukt en de bovenzijde het laatst. Kortom de richting waarin gedrukt wordt is van onder naar boven. Duidelijk zal ook zijn dat als de drukpers als vaststaand wordt gezien - wat die natuurlijk ook is! - het vel papier [of de papierbaan] naar beneden toe verder de pers in gaat of er uit gaat. De drukrichting is dus altijd tegengesteld aan de richting waarin het papier zich beweegt!!!!


In The Complete Deegam Machin Handbook legt Doug Myall wat de drukrichting is en wat niet:

'In this Handbook, the term direction of printing does not refer to the direction in which the paper passed through the printing press [whether sheet-fed or reel-fed]. It is used to indicate the direction in which the printing surface of the press passed across an individual stamp as viewed with the image upright. This can be in four directions: upright, inverted, sideways left or sideways right. The technique for ascertaining the direction of photogravure stamps was first described by the author in The Bookmark Catalogue published in 1973 by the GB Decimal Stamp Book Study Circle, and has since been widely adopted by other specialist publications.'

Myall is dus al even vastberaden in z'n definitie van drukrichting als ik dat ben. Ongeacht wat er met de gedrukte zegelvellen of -banen nog gebeurt voordat het een eindproduct wordt, de term drukrichting staat in een rechtstreeks verband met het drukken op de pers en niet met de totale productie. Ook hij zal geconfronteerd zijn geweest met de vraag waarom de richting waarheen het papier zich beweegt niet als drukrichting wordt gezien. Nu zijn notaties die een richting of oriëntatie betreffen altijd discutabel omdat de belevingswereld van iedereen anders is. Titels op de rug van een boek worden in het ene land meestal van boven naar beneden geschreven maar in een ander land weer omgekeerd. De tijd die we aflezen op een ouderwetse ronde klok gaat met de klok mee , maar scholieren leren op hun gradenboog/geodriehoek de hoeken tegen de klok in groter te laten worden.


Om dichter bij het probleem van de drukrichting te blijven: als ik op een schrijfmachine een vel papier er van boven achter in stop dan gaat al typend het vel aan de voorkant naar boven toe de schrijfmachine uit. Mijn schrijfrichting zal desalniettemin van boven naar beneden zijn en niet anders omdat het vel papier nu eenmaal zo verder gaat. Bij een computer printer wordt mijn tekst van boven naar beneden op het A4-tje geprint of het vel papier nu een andere richting op gaat of niet. Voor mijn part wordt het papier zijdelings afgevoerd. Ik ben zoiets nog nooit tegengekomen maar technisch moet dit niet onmogelijk zijn. Als dit - om wat voor reden dan ook: krappe behuizing b.v - zou geschieden bij printers of drukpersen dan zal ik nooit - aan de hand van een druk-kenmerk: de uitvloeiing - kunnen vaststellen of die afvoer nu naar links of naar rechts of naar voren of naar achteren gebeurt. De uitvloeiing, die te constateren valt, geschiedt in de richting waarin het drukken [of printen of schrijven] plaatsvindt. En die richting heb ik - maar Doug Myall al evenzeer - geheel terecht drukrichting of direction of printing genoemd.

Wie een term productierichting wil introduceren - zoals recent Huig Tielman * voorstaat - is daar natuurlijk geheel vrij in en bij producten als postzegelboekjes of genummerde rolzegels kan dat ook zeer zinnig zijn.

*
Na jaren van afwezigheid qua publicaties is H.A. Tielman volop terug met publicaties in het blad van Postaumaat. Bij zijn uiteenrafelen van wat er met de moderne Nederlandse automaatzegels precies tijdens het productieproces is gebeurd introduceert hij nieuwe begrippen en beziet hij kritisch reeds lang ingeburgerde termen en zet hij vraagtekens bij de juistheid van een aantal van hen.


Waarom is drukrichting belangrijk?

Een verandering van drukrichting van B naar O of van L naar R betekent meestal slechts dat de cylinder omgekeerd in de drukpers is gemonteerd, een verandering van drukrichting van B of O naar L of R houdt echter altijd in dat er ook een andere drukvorm is gekomen. Immers de zegelafbeelding op de drukvorm is 90 graden gedraaid, en een ronde drukvorm [=cylinder] kan slechts om één as draaien.

Hoe kunnen we die drukrichting herkennen?

Bij rotatiedruk (=druk met cylinders, maar niet noodzakelijk met een continue papierbaan) ondergaat de nog niet droge drukinkt een waswringer effect, waarbij de inkt weggestuwd wordt en ten opzichte van het bewegende papier iets achter lijkt te blijven.

Afhankelijk van het drukprocédé is deze inktverplaatsing goed te zien:

  • als een van licht naar donker verlopende druk
  • als buiten het beeld gevloeide drukinkt, met een voorkeursrichting.
  • als goed zichtbare rasterpunten aan de ene, en vervloeide aan de andere zijde (rasterdiepdruk).

N.B. Het gaat om de tegenstelling, de beide resterende zijden kunnen best heel duidelijke rasterpunten vertonen.

  • als vage druk aan de ene, scherpere druk aan de andere zijde (offset).
  • als het zich in banen/golven voegen van de inkt.


De kant waar de druk donkerder, vervloeid of scherper is, noemen we de druk- of uitvloeiingsrichting, en is het laatst met de drukcylinder in aanraking geweest. De golven lopen in de drukrichting. Als notatie gebruiken we de letters B(oven), O(nder), L(inks), R(echts), alles ten opzichte van een normaal leesbaar zegelbeeld.

Als afkortingen gebruikt Myall: U, I, SL en SR. De letterafkortingen kunnen helaas nooit universeel worden, maar dat kon met NZWO ook al niet! [NSWE in het Engels, NSOE in het Frans, NSWO in het Duits]

Bij rasterdiepdruk is de drukrichting meestal goed te zien, zeker als een gecoate papiersoort is gebruikt. Echter sinds het computergestuurde graveren van cylinders is de uitvloeiing minimaal en nog slechts met moeite te constateren bij volvlakken. Op gecoat papier lukt het nog wel, op ongecoat geheel niet. Bij een schrale druk kan deze vorm van rasterdiepdruk makkelijk verward worden met offsetdruk. Bij offsetdruk is de uitvloeiing meestal niet waar te nemen, soms valt er een iets buiten het beeld vloeiende inkt te zien. Bij rotatie-plaatdruk is de uitvloeiing meestal slecht waarneembaar, soms daarentegen weer verrassend goed (b.v zegels van Zwitserland of bij de Belgische zegels gedrukt op een Stickney-pers).


Besluit

In de grote catalogi is de drukrichting niet echt doorgedrongen. Stanley Gibbons geeft in haar Great Britain catalogi wel een omschrijving van de drukrichting maar haast zich te verklaren dat een uitsplitsing van zegelmateriaal naar drukrichting valt outside the scope van de catalogus. De Michel kent het begrip niet omdat het gebruik van rasterdiepdruk voor Duitse zegels betrekkelijk marginaal was. Voor wat betreft de Nederlandse situatie volstaat te verwijzen naar de jaarlijkse recensies van de NVPH-catalogus. De acceptatie binnen de kring van Machin-verslaafden zal doorslaggevend zijn voor het overleven van het begrip drukrichting als een waarneembaar fenomeen dat ingezet kan worden in het filatelistisch onderzoek. De algehele malaise binnen de filatelie en met name wat de aanmaak-technische kanten van de zaak aangaat voorspelt weinig goeds. Niet alleen voor recent geintroduceerde begrippen als drukrichting , raster ,of doorzicht maar ook voor de bekende als tanding , watermerk en drukprocede .

Leiden, 8 kwietnia 2003 r.

drogi Stefanie,

ja też myŚlał)em o trawieniu pł)ytko, ale teraz już prawie jestem pewie(!lnacutus), że to był)y rastry autotypijne. Powiem Ci dlaczego. W latach 1980-90-ach rastry rotograwiurowe pokazał)y straszny bał)agan jeżeli chodzi o kątach rastra. Wystarczy patrzeæ na 5 i 10 zł) Gł)owy Wawelskie, 1000 zl Chabry itd. Kazdy kąt był) możliwy: 40, 45, 50, 55, 60. A nagle mamy system: czarny kolor 15 stopni, magenta 45, cyan 75, ż(!loacutus)ł)ty 0. To nie przypadkowo, to związane z używaniem kompiutera. Przedtem to raster szklany [film?] i niedokł)adnoŚæ rzuczenia rastra tł)umaczy [?] te r(!loacutus)żne kąty rastra. ' Kt(!loacutus)re znaczki polskie mają rastry autotypijne?

1992 18.06 Virtute Militare tradycyjne trawienie 1992 29.07 Olymphilex 92 blok autotypijne - liniatura R90 1992 05.08 Janusz Korczak trad. + autotyp. (R90 szary kolor, 75 stopni) 1992 14.08 Zjazd kombatant(!loacutus)w trad. 1992 19.08 Zjazd Polonii trad. 1992 15.09 Adampol autotyp. (R90) 1992 09.10 Światowy Dzie(!lnacutus) Poczty autotyp. (R80) 1992 16.11 Polska '93 1500, 3500 zł) trad. 1992 16.11 Polska '93 2000, 2500 zł) autotyp. (R80) + trad. [niebieskie logo, 45 stopni) 1992 25.11 Boże Narodzenie trad. 1992 05.12 FAO autotyp. (R90) + trad. [zielone i żoł)te pasy] 1992 14.12 Orł)y trad. 1993 26.03 Arsenal trad. 1993 29.03 Goł)ub-Dobrzy(!lnacutus) trad. 1993 02.05 500 lat Sejmu polskiego autotyp. (R90) 1993 05.05 Francesco Nullo trad. 1993 30.06 Owoce drzew 10.000, 20.000 zł) trad. 1993 20.07 Mazurek 1500 zł) trad. 1994 12.02 Igrzyska zimowe + blok autotyp. (R80) 1994 20.07 Mazurek 2500 zł) autotyp. (R90) 1994 24.10 Rok Maksymilianowski autotyp. (R90) 1995 27.03 Owoce drzew 45, 80g autotyp. (R90) + trad. [ciemnoczerwony kolor, 75 stopni) 1995 20.07 Mazurek 35gr autotyp. (R90) 1995 31.07 Owoce drzew A, B autotyp. (R80 , cyan 15 stopni, czarny 75!) 1996 20.07 Mazurek 40gr autotyp. (R90)

Wszêdzie, gdzie tradycyjny raster, to jeszcze r(!loacutus)żne kąty, czerwonego koloru raczej nie pod 45 stopni. Typowe dla autotypijnego rastra też są punkty zmierzchowno zmienne - mniejsze obok wiêkszych.

Plaatdruk - van gravure tot plaat

Om van een door de graveur gegraveerde tekening tot een postzegel te komen werden gedurende lange tijd enkele beproefde technieken gebruikt. Was de tekening in koper gegraveerd dan werden galvanisch stapsgewijs steeds grotere sets copiën gemaakt [van negatief naar positief naar negatief etc.] tot de volle omvang van een drukplaat was bereikt, bij een gravure in staal werden eerst één of meer afpersingen gemaakt in een 'molette' van ongehard staal. Met de vervolgens geharde molette werden een aantal afpersingen gemaakt in de uiteindelijke drukplaat tot de plaat vol is .

Op bovenomschreven wijze werden de drukplaten voor postzegels in plaatdruk vervaardigd. Voor elke kleur één plaat. Toch werden in de loop van de 20e eeuw nieuwe technieken ontwikkeld.

Méérkleurendruk

Een belangrijke uitvinding was het drukken in twee of meer kleuren van slechts één drukplaat. Plaatdruk was de druktechniek bij uitstek voor het drukken van bankbiljetten en het is ook bij die waardepapieren dat de nieuwe snufje werden uitgeprobeerd. Ietwat later echter werd hetzelfde ook toegepast bij het drukken van postzegels. Naarmate er meer kleuren gebruikt gingen worden werd het moeten vervaardigen van afzonderlijke gravures voor elke kleur ervaren als storend.

Giori was een Italiaanse ingenieur die een techniek ontwikkelde om van één drukplaat méér dan één kleur te drukken. De clou zit in het beinkten. Wat een bepaalde kleur niet moet hebben is uit de gummi-inktrollen gesneden. De afzonderlijke inktrollen tesamen vormen precies het beeld. Aangezien het nog niet zo eenvoudig was om de verschillende inktrollen goed op elkaar af te stemmen kon het uiteenvallen van kleuren slechts heel grof gebeuren. B.v. als het buitenkader een andere kleur nodig had dan het portretgedeelte binnenin dan was vaak niet eens te zien dat voor alles dezelfde plaat was gebruikt, maar soms kwam er verkeerde inkt op de verkeerde plaats en dan was het duidelijk dat maar één plaat in gebruik was.

De eerste zegel waarbij de nieuwe techniek te zien was was een 1 Peso zegel van Mexico uit 1923, de volgende was een blok met vier zegels van Polen uit 1938. Echter grotere bekendheid kreeg de techniek bij de Franse zegels gedrukt in de Franse Staatsdrukkerij "L'Atelier des Timbres-Poste" aan de 'Boulevard Brune' in Parijs. Als eerste verschenen op 15 en 20 juni 1939 de toeslagzegels ter bevordering van de nationale bevolkingsgroei. Voor de Franse zegels zou het Giori-procédé lang zeer populair blijven.

Andere landen volgden schoorvoetend. Joh. Enschedé en Zonen gebruikte de techniek vanaf het begin van de jaren '50. De Rode Kruis-zegels van 1953 zijn de eerste Nederlandse zegels in 2-kleuren volgens dit "Giori" procédé. Al eerder had Joh. Enschedé en Zonen [soms met de afkorting JOHEZ op de postzegels] deze techniek beproefd voor bankbiljetten en voor de Luxemburgse tentoonstellingszegels van 1952..

In later jaren werd deze techniek door Joh. Enschedé - voor zover het om zegels van Nederland en Overzee gaat - nog gebruikt voor de KLM-zegels van 1959, de Korps Mariniers-zegels van 1965, de Amphilex-zegels van 1967, en de IAO-zegels van 1969. Voor al deze zegels geldt dat als de afstelling van de inktrollen niet precies genoeg is, stukjes van de tekening nu eens in de ene dan eens in de andere kleur kunnen zijn gedrukt. Zoals al eerder gezegd is maakt dit het Giori-procédé herkenbaar .

Ook mengkleuren kunnen ontstaan. De zgn. "typen" bij het 12c KLM-zegel [zie Ned. Maandblad voor Philatelie 1961 pag. 54] zijn een voorbeeld daarvan. De kleurscheiding van rood en blauw kan bij dit zegel wat hoger of lager uitgevallen zijn.

In het Postmuseum in Den Haag bevond zich een zeer leerzame tentoonstelling van het Giori-procédé aan de hand van de Korps Mariniers-zegels.

In nog een aantal landen zijn zegels volgens het Giori-principe terug te vinden, zij het dat het hoe langer hoe minder voorkomt. Maar eigenlijk geldt dat voor het hele plaatdruk-procédé. Enkele voorbeelden: de VS gebruikten het Giori-procédé vrij intensief vanaf 1957, in België waren enkele jaren de STIF-persen in gebruik voornamelijk voor Giori.

Fotomechanische vermenigvuldiging

Werd al heel lang de graveur soms ondersteund met aanvullende hulpmethodes zoals het etsen, het pantograferen - vooral waar het ging om saai, rechttoe rechtaan gelijkmatig lijnenspel - een enkelvoudige 'gravure' was nog altijd het uitgangspunt voor verdere vermenigvuldiging.

Een tweede vernieuwing was het rond 1950 vervangen van de moletteermethode door een die zeer sterk leek op de werkwijze bij rasterdiepdruk, d.w.z. de fotomechanische. Het werd door Joh. Enschedé ingevoerd omdat ze ontevreden waren met het rendement van de moletteermethode. Langere tijd zou de Haarlemse drukkerij de enige zijn die fotomechanische plaatdruk gebruikten [de Japanse Staatsdrukkerij en Harrison and Sons volgden pas enkele decennia later!].

Wie de Speciale Catalogus van Nederland goed bestudeert moet het zijn opgevallen dat bij de zegels in plaatdruk op een gegeven moment geen graveurs meer worden vermeld. Tot en met de ITEP zegels van 1952 worden steeds graveurs vermeld. Bij de Rode Kruis-zegels van 1953 is dat niet meer het geval, ook niet bij de guldenswaarden Kon. Juliana en profil [1954] en de Zomerzegels van 1955 en 1956. Wel [!] bij de Bonifatius-zegel van 1954. Bij de enkele zegels die daarna volgen: 1957 de Ruyter, 1959 KLM, 1960 Geestelijke Volksgezondheid, 164 Universiteit Groningen, 1965 Mariniers, 1967 Amphilex, 1969 IAO en Erasmus, 1970 Zomer, en 1973 Zilveren Jubileum, ontbreekt enige vermelding. Van 1979 Unie van Utrecht is echter bekend dat Gerrit Noordzij de graveur was. In 1985 volgen nog de Blinde Geleidehond, in 1983 de Kon. Notariële Broederschap, en in 1995 de Blauwe Mauritius, en dan in 1999 de 5 gulden 200 jaar PTT.

De 1956 Zomer-zegels met Rembrandt hadden heel lang het predicaat rasterdiepdruk gekregen in de Speciale Catalogus. Bij het doorlezen van het Maandbladwerd mijn aandacht getrokken door een ingezonden stuk [NMPh 1971 p. 446] van C.Moelker over de Rembrandt zegels 1956. Hem was opgevallen dat catalogi als Michel/Zumstein/Stanley Gibbons de druktechniek als plaatdruk hadden opgegeven, terwijl de NVPH rasterdiepdruk opgaf. Nalezen van Christiaan de Moor's "Postzegelkunst", die eveneens over plaatdruk sprak, bracht hem ertoe Joh. Enschedé en Zonen te vragen. Daar kreeg hij ook het antwoord: plaatdruk. Inmiddels is het drukprocéde in de Speciale Catalogus verbeterd in "plaatdruk".

Toch is er iets meer aan de hand. Het gaat bij deze Rembrandt zegels om een van weinige zegels in plaatdruk uitgevoerd met een raster.

De volgende Nederlandse zegels in plaatdruk hebben een raster:

1956 Zomer R80 1960 Geestelijke Volksgezondheid R90 1967 Amphilex R90? 1973 Zilveren Jubileum R100, alleen het portret

De andere hierboven genoemde zegels uit de periode 1953-1970 zijn hoogstwaarschijnklijk evenmin gegraveerd maar hebben een bij het etsen praktisch dichtgelopen raster.

Luxemburg

Argwanend geworden

jaar uitgifte land omschrijving perforaat druk diverse

1947 23-05 Luxemburg Willebrord Abdij 20c-3F50 2J2.25 pltdr S.L. Hartz? 25F 3J1.30 pltdr 1948 05-08 Luxemburg landschappen B15 pltdr R. Cottet 7F roodrbuin / donkerbruin 10f groen / donkergoen / geelgroen [mat] 15F karmijn / donkerkarmijn / rood [mat] 20F blauw / donkerblauw / lilablauw / blauw [mat]

1949 20-12 Portugal Intern. Congres Kunstgeschiedenis G pltdr 1950 24-06 Luxemburg Oorlogswezen C pltdr S.L. Hartz

1951 25-06 Belgisch Congo Strijd tegen Slavernij C pltdr 24-10, Verenigde 16-11 Naties def. zegels N17 pltdr 1952 24-05 Luxemburg Centilux 4J2.34 Giori S.L. Hartz 1953 18-05 Luxemburg def. zegels 3, 4F B15 pltdr R. Cottet 18-09 Luxemburg Basiliek Echternach 2P.25 pltdr P. Wetselaar = R.. 27-09 Luxemburg Pierre d'Aspelt 2P.25 pltdr S.L. Hatz 1954 06-05 Luxemburg Schermen 2P.25 Giori R90 17-12 Portugal 400j Sao Paulo 2J1.23 pltdr 1955 01-09 Luxemburg landschappen B15 pltdr 24-10 Luxemburg 10j Ver. Naties B16 Giori S.L. Hartz? 1956 10-08 Luxemburg 4jk EGKS B15 pltdr P. Wetselaar?

1957 17-06 Luxemburg Baden Powell B18 Giori S.L. Hartz? 2F R.. 2F50 R.. 16-09 Luxemburg Europa C pltdr R.. 1958 23-05 Luxemburg Willebrord 2P.25 pltdr 1F50 R.. 2F50 S.L. Hartz 13-09 Luxemburg landschappen B15 Giori R. Cottet 1959 19-09 Luxemburg 100j Spoorwegen 2P.25 Giori R.. 1960 07-04 Luxemburg Vluchtelingenjaar B15 Giori R.. 09-05 Luxemburg 10j Schumannplan B15 Giori R.. 09-05 Luxemburg Europaschool B15 Giori R.. 05-08 Ecuador Interamerikaanse Conferentie [Gebouwen] B14 Giori 19-09 Luxemburg Europa B15 Giori R.. 26-10 Costa Rica Vicente de Paul pltdr 1961 08-06 Luxemburg Ettelbruck pltdr S.L. Hartz? Clervaux pltdr R.. 18-09 Luxemburg Europa pltdr R. Cottet 1963 13-04 Luxembrug Melusina pltdr R. Cottet 25-06 Luxemburg Mensenrechten plaatdruk R.. 1966 07-03 Luxemburg OMS plaatdruk R.. 28-04 Luxemburg Notre Dame plaatdruk S.L. Hartz 1973 10-09 Luxemburg Romaanse kunst plaatdruk R.. 1974 09-09 Luxemburg Gothische kunst plaatdruk R.. 1980 28-04 Luxemburg Europa plaatdruk

Lit.

NMPh 1984 pag. 909 1956 Zomer: Rembrandt.

1956 Zomer: Rembrandt:

Bij het doorlezen van het Maandblad over de Dag van de Postzegel 1971, werd mijn aandacht getrokken door een ingezonden stuk [NMPh 1971 p. 446] van C.Moelker over de Rembrandt zegels 1956. Hem was opgevallen dat catalogi als Michel/Zumstein/Stanley Gibbons de druktechniek als plaatdruk hadden opgegeven, terwijl de NVPH rasterdiepdruk opgaf.

Nalezen van Christiaan de Moor's "Postzegelkunst", die eveneens over plaatdruk sprak, bracht hem ertoe Joh. Enschede en Zonen te vragen. Daar kreeg hij ook het antwoord: plaatdruk. Zijn "moge de redactie van de Speciale Catalogus hierin aanleiding vinden het onjuiste rasterdiepdruk te verbeteren in plaatdruk" heeft tot heden geen effect gesorteerd.

Het gaat bij de Rembrandt zegels om een van weinige zegels in plaatdruk uitgevoerd met een RASTER. De volgende zegels in plaatdruk hebben een raster:

1956 Zomer R80 1960 Geestelijke Volksgezondheid R90 1967 Amphilex R90? 1973 Jubileum Koningin Juliana R100, alleen portret


Copyright © Rein Printing Matters (Mail to the webmaster Rein Bakhuizen van den Brink)
Last updated on December 28, 2011

Home Soorten geëtste rasters - Different type of etched screens Inleiding - De Nederlandsche Rotogravure Maatschappij te Leiden Introduction - early photogravure stamp printing - the NRM at Leiden